Mijn fiets is vandaag gestolen. Mijn fiets, die ik nog geen maand geleden als bijna-nieuwe tweedehands heb gekocht. Mijn fiets, waarmee ik sinds de verhuizing slechts drie keer naar het station ben gereden. Mijn fiets, die ik braaf aan de ketting aan het rek had gezet. Mijn fiets, waarvan ik vanmiddag slechts twee kapotgeknipte stukjes slot terugvond.
MIJN fiets.
Hij reed zo heerlijk. Hij was zo mooi. Lichtgrijs frame, grijze wielen, geveerde voorvork. En hij was eigenlijk een paar honderd euro boven mijn budget, maar mijn oude fiets was een roestig en krakkemikkig samenvoegsel van twee oude stationsfietsen dat het echt niet lang meer uit zou kunnen zingen. In de dure maand van de verhuizing sprongen mijn ouders bij om die prachtige Gazelle te kopen, die reed als een zonnetje. Ik was zo blij als een kind.
Het is eigenlijk belachelijk hoe je binnen een maand gehecht kunt raken aan iets simpels als een fiets, maar het is nog veel belachelijker hoe iemand zonder een geweten, met een kniptang en een busje (gok ik) zich die fiets zomaar toe denkt te kunnen eigenen.
Belachelijk en verdomd oneerlijk.